"Het vuur van de liefde brandt niet hetzelfde als in het begin; iedereen die het gevonden heeft, voegt er brandstof aan toe."
Omdat er een aantal veelvoorkomende misverstanden zijn over het Soefisme van nu, zal ik enkele punten rechtzetten en toelichten, om mensen eraan te herinneren dat, zeker in Iran, de huidige praktijk van het Soefisme aanzienlijk verschilt van de Soefi-praktijk van duizend jaar geleden. In de loop van de tijd zijn er tal van verbeteringen aangebracht, die verband houden met de sociale omstandigheden. Ik zal enkele daarvan noemen.
1. Geïsoleerd blijven. In het Soefisme is het niet toegestaan om je duurzaam terug te trekken in isolement en alle Soefi-Meesters hebben een beroep uitgeoefend en zijn voor hun bestaan niet afhankelijk geweest van anderen in de samenleving.
In vroegere tijden gebeurde het soms dat de massa werd opgehitst tegen de Soefi's door gezagdragers die hen beschuldigden van ongeloof en ketterij. Daarom trokken bepaalde Soefi's zich terug om onlusten te vermijden. Maar de Soefi's van tegenwoordig moeten een dienende en productieve rol in de samenleving vervullen. Als een Soefi in een hoekje zit te niksen, dan is die niet in orde, of dan is die schijnheilig, want een tegenwoordige Soefi is actief, behulpzaam aan mensen, en geen nietsnut, geen bedelaar en, voor alle duidelijkheid, ook geen drugsverslaafde.
2. Dienstbaarheid aan andere schepsels. Dienstbaarheid aan andere schepsels, dus aan de wereld om ons heen, is een uiterst belangrijk aspect van het Soefisme. Daardoor heeft een soefi altijd iets te doen en is niet alleen constructief bezig in de samenleving, maar geeft ruimhartig van wat die heeft om anderen te helpen en hen blij te maken.
Vroeger kwam het wel voor dat Soefi's er op uit werden gestuurd om te bedelen, maar dat werd uitsluitend gedaan bij wijze van discipline om hun ego te breken. Alles wat zij gekregen hadden, gaven zij aan de armen. Soefi's begrijpen dat uiterlijke devoties en geestelijke oefeningen bedoeld zijn om hen innerlijk te louteren en zelfbeheersing te leren, niet omdat God dat nodig zou hebben.
Dienstbaarheid aan andere mensen is dienst aan God, de werkelijke 'gods-dienst', en wie dat echt in praktijk brengt, zal Gods gunst en genade ontvangen. Daarom ziet de Soefi het leven als een gelegenheid om Gods schepsels, in het bijzonder de mensen, van dienst te zijn en hen gelukkig te maken, want hij of zij beschouwt hen als manifestaties van God. Daarbij houdt de Soefi alle aandacht liefdevol op God gericht en op Hem alleen, en zal niet iets terug verwachten voor zijn of haar liefde.
3. Versmelting in God (fanā). Dit is het uiteindelijke doel waarvoor de Soefi het geestelijk pad betreedt. Maar dat doel is niet gemakkelijk te bereiken, zoals ook Rumi heeft gezegd:
"Van de duizend zijn er slechts weinigen echt soefi; de rest leeft van het charisma van de meester."
Niet iedereen beschikt over de aanleg, de kracht en het uithoudingsvermogen, evenals de liefde en Gods hulp en aantrekking die daarvoor nodig zijn. Maar toch, wie dienstbaar is aan anderen en standvastig in het streven naar God, zal van Hem een passende mate van succes ontvangen. Kort gezegd, het soefisme is een school voor de aanbidding van God en voor de praktijk van ware menselijkheid, vredelievendheid en geestelijke vrijheid, samen met dienstbaarheid aan de mensen, zonder schijnheiligheid of uiterlijke pretenties.